Meehelpen? Ga naar etymologieWiki

 

Jaarwoordgenerator
Vul hier een jaartal in (vanaf 1800) en ontdek welke woorden er in dat jaar aan het Nederlands werden toegevoegd.

 

kraal - (rond siervoorwerpje aan ketting)

Etymologische (standaard)werken

M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdam

kraal zn. ‘sierbolletje met rijgopening’
Mnl. eerst als bn. in een kralen vyftich ‘een koralen rozenkrans’ [1473; MNW vijftich], dan rode krallen ‘rode kralen (van koraal)’ [ca. 1480; MNW]; vnnl. glase craeltiens ‘glazen kraaltjes’ [1653; WNT].
Ontstaan als nevenvorm van → koraal, mnl. corael, door syncope van de klinker vóór de beklemtoonde lettergreep, zoals bijv. ook in → krant en → krent. Hierbij trad tevens een betekenisverschuiving op: aanvankelijk werd met kraal een sierbolletje van koraal aangeduid, later werd de betekenis verruimd tot sierbolletje in het algemeen.

P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpen

kraal1 [rond siervoorwerpje aan ketting] {crael 1480} nevenvorm van koraal2.

J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leiden

kraal 1, koraal znw. v., mnl. crael, corael o. < ofra. coral (nfra. corail), of rechtstreeks uit mlat. corallus, lat. coralium < gr. korállion. — > russ. mv. králi, kralí, vgl. R. v. d. Meulen, Verh. AW Amsterdam 66, 2 (1959), 52.

N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haag

kraal I, koraal als stofnaam o., mnl. crael naast corael o. Uit ofr. coral (fr. corail) òf direct uit mlat. corallus, lat. coralium ontleend. Dit uit gr. korállion, dat misschien weer van sem. oorsprong is. Ook in andere talen ontleend. Voor de uitstooting van de vóórtonige vocaal vgl. kraak, krant, knier, brat. Dial. ook kralie (Vel., Sliedrecht).

J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gent

kraal 1 v., z. koraal 1 en koraal 2, en vergel. kraak, krant, brak, enz.

Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands

G.J. van Wyk (2003), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Stellenbosch

1kraal s.nw.
Ronde bolletjie van koraal, glas, hout, e.d. wat in 'n snoer geryg en as versiering gedra word.
Uit Ndl. kraal (Mnl. crael, cralle), 'n verkorte wisselvorm van koraal. Min of meer rond geslypte stukkies koraal is oorspr. ingeryg en as versiering gedra. Later is dergelike voorwerpe van 'n ander stof ook krale genoem. Eerste optekening in Afr. by Leibbrandt (1882).

S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns

kraal I: dim. kraaltjie/kraletjie, versiersel; Ndl. kraal/koraal (Mnl. c(o)rael) uit Ofr. coral (Fr. corail) of direk uit Ll. corallus uit Lat. coralium, Gr. koralion – i.s. el. v. vok. tussen anl. k en r v. Ndl. krant en Afr. kraf(fie).

Thematische woordenboeken

N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboek

kraal ‘siervoorwerp’ (Oudfrans coral of Latijn corallum)
Uitleenwoordenboeken

N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015

kraal ‘element van sierketting’ -> Russisch králi, kralí ‘koralen, glasparels of onechte parels, waarmee de boerinnen hun hals versieren; halssnoer’; Menadonees kral ‘element van sierketting’; Sranantongo krara (ouder: krala) ‘element van sierketting’; Arowaks korara ‘element van sierketting’ <via Sranantongo>.

Dateringen of neologismen

N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdam

kraal element van sierketting 1480 [MNW]

Overige werken

Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)

Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW.

Hosted by Instituut voor de Nederlandse Taal