tweezitter
  • twee·zit·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord tweezitter tweezitters
verkleinwoord tweezittertje tweezittertjes

de tweezitterm

  1. voertuig geschikt voor twee personen
     In lokale media in New York worden ze "clown-auto's" genoemd, en de vorige politiecommissaris noemde ze "dwergauto's". Maar de NYPD, de politie van New York, wil het aantal tweezitters in de straten van de metropool verder opvoeren.[2]
     De tweezitters bij de mannen konden wel twee keer door het ijskanaal. Olympisch kampioenen Tobias Wendl en Tobias Arlt veroverden hun tweede Europese titel en bleven hun Duitse landgenoten en titelhouders Toni Eggert en Sascha Benecken voor.[3]
     Koning Willem-Alexander heeft een bezoek gebracht aan de vliegbasis Volkel. Om goed inzicht te krijgen in wat er op de basis gebeurt, nam hij deel aan een trainingsmissie, inclusief een vlucht in een F-16. Hij vloog mee in een tweezitter, waarvan de luchtmacht er nog een paar heeft. Daarvoor was hij bij de briefing voor de missie en na afloop ook bij de debriefing.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Politie New York koopt nog meer 'schattige' autootjes” (03-12-2016), NOS
  3.   Weblink bron “Duitsers zegevieren op door sneeuw gehinderd EK rodelen” (05-01-2017), NOS
  4.   Weblink bron “Koning bezoekt luchtmachtbasis Volkel en vliegt mee in F-16” (DO 9 JULI 2020), NOS