Nieuwe aanwinst

Een wetenschappelijke beginselverklaring uit de zeventiende eeuw

Onlangs kreeg Rijksmuseum Boerhaave een bijzonder geschenk. Uit een particuliere verzameling ontvingen wij het boek Historia insectorum generalis, geschreven in 1669 door de zeventiende-eeuwse anatoom, microscopie-pionier en insectenkundige Johannes Swammerdam (1637-1680). Met de aanwinst van deze zeldzame eerste druk bezit de bibliotheek van Boerhaave nu het complete werk van deze boeiende geleerde uit de Gouden Eeuw. Maar de drang tot compleetheid, die elke verzamelaar waarschijnlijk wel heeft, is niet de belangrijkste reden dat wij blij zijn met deze aanwinst.

swam1.jpg

Titelpagina van de eerste druk van 'Historia insectorum generalis', door Meinardus van Dreunen, Utrecht 1669

Bloedeloze dierkens

Historia insectorum generalis, ofte Algemene Verhandeling van de Bloedeloze Dierkens (om de volledige titel maar eens te citeren) was Swammerdams eerste zelfstandige publicatie na zijn medische proefschrift uit 1667, en kan gezien worden als zijn wetenschappelijke beginselverklaring. Swammerdam laat er geen misverstand over bestaan. Meteen in het voorwoord van zijn studie over de ontwikkelingsstadia van insecten legt hij zijn claim: alle onderzoekers die zich voor hem met insecten hebben beziggehouden hadden het mis. Van de Griekse filosoof Aristoteles uit de vierde eeuw voor Christus tot en met Swammerdams tijdgenoot Johannes Goedaert (1617-1668), allemaal waren ze door hun vooringenomenheid over de ‘bloedeloze dierkens’ blind gebleven voor de waarheid.

swam2

Plaat III, mug

Swammerdam - hij schrijft het zelf - was de eerste wetenschapper die zonder vooringenomen idee, en zo nauwkeurig mogelijk, bestudeerde hoe insecten zich ontwikkelen. En de resultaten van dit nauwkeurige onderzoek zijn niet alleen te lezen in Swammerdams precieze verslaglegging in dit ongeveer tweehonderd bladzijden tellende boek. Ze zijn vooral ook te bewonderen in de zeer gedetailleerde illustraties achterin. Swammerdam was een begenadigd tekenaar die zijn waarnemingen goed kon weergeven, of hij de insecten nu met het blote oog had bekeken of tot in de kleinste delen had ontleed onder zijn microscoop.

swam3.jpg

Plaat VII, de neet en de luis

Maar waarom al die moeite geïnvesteerd in zoiets nietigs als insecten? Swammerdam was een gepromoveerd medicus, met een proefschrift dat ging over de ademhaling. Een glanzende loopbaan als medicus of misschien zelfs als anatoom lag voor de hand. Het leek hem echter niet te boeien; insecten hadden al van jongs af aan Swammerdams hevige interesse, desnoods ten koste van een maatschappelijke carrière. Dat was niet toevallig. Swammerdams ambitie lag in de wetenschap, en op het gebied van de insectenkunde viel eer te behalen. Insecten bekleedden namelijk een nogal ongemakkelijke positie in de ordening van het dierenrijk zoals geleerden die vanaf Aristoteles hadden aangenomen.

Mysterieus ongedierte

Insecten, in de zeventiende eeuw ook wel bloedeloze dierkens genoemd, waren even nietig als mysterieus. Anders dan alle andere dieren leken ze niet voort te komen uit geslachtelijke voortplanting. Het was in veel gevallen zelfs onduidelijk of er mannetjes en vrouwtjes van dezelfde soort bestonden. Het algemeen aanvaarde idee was dat insecten het product waren van rottend vlees, rottende planten of uitwerpselen. Ze kwamen voort uit spontane generatie in allerlei viezigheid. Insecten waren letterlijk on-gedierte. Ze leken zelfs geen organen of ingewanden te hebben. Weinig geleerden namen dan ook de moeite om deze allerlaagste levensvorm met meer dan oppervlakkige aandacht te bezien.

Er waren natuurlijk uitzonderingen. Sommige insecten genoten interesse omdat ze een soort (religieuze) symboliek leken te bevatten: de ijverige mier die in een strak georganiseerde staat werkt voor het nut van het algemeen. Of de bij, die onder leiding van een koning zoete honing verzamelt. En natuurlijk de rups, die na een nederig kruipend aards bestaan sterft om dan vanuit zijn mummie-achtige pop te herrijzen als een prachtige vlinder.

swam 4.jpg

Plaat IX, de mier van eitje tot volwassen individu: werkster, mannetje en koningin

In zijn Historia insectorum generalis verwijst Swammerdam al deze denkbeelden naar het rijk der fabelen. Insecten komen niet voort uit verrotting; ze komen altijd uit een ei (al is dat soms microscopisch klein) en zijn dus altijd het product van seksuele voortplanting. En het bijenvolk is niet georganiseerd rond een koning, maar rond een koningin. Swammerdam was er zelfs in geslaagd om de eierstokken van zo’n bijenkoningin met zijn ontleedmes bloot te leggen. En die nederige rups dan, die herboren wordt als prachtige vlinder? Vanouds een geliefd natuurthema bij geleerde geestelijken en geestelijke geleerden, die het zagen als een symbool voor de ziel die na de dood oprijst naar de hemel.

Swammerdam toonde aan dat er geen sprake was van een wezen dat na zijn dood herboren wordt als een compleet ander wezen. Alle onderdelen van de vlinder, zo beschrijft hij in zijn boek, zitten vanaf het ei ook al verborgen in de rups. Zoals alle onderdelen van de vlieg ook al in de made zitten, opgevouwen, verstopt in vliezen, onder de huid van de larve. Het is dus geen kwestie van een metamorfose, waarbij een dier in een compleet ander dier verandert. Het gaat om een geleidelijk groeiproces waarvoor alle bouwstenen al van meet af aan in hetzelfde dier aanwezig zijn.

swam5.jpg

Plaat XIII, van rups tot vlinder

Insecten, zo verzekert Swammerdam zijn lezers, zijn geen lagere levensvormen die buiten de gewone orde van de natuur staan. Ze gehoorzamen aan dezelfde levenswetten als alle andere schepsels op aarde. Als je deze kleine diertjes maar nauwkeurig genoeg bestudeert, met het blote oog of met de microscoop en zonder je te laten beïnvloeden door denkbeelden uit oude boeken, dan zul je de natuurwetten van het leven kunnen ontrafelen. Door de zichtbare dingen onbevooroordeeld waar te nemen, kunnen we de onzichtbare geheimen die eraan ten grondslag liggen achterhalen.

In het Nederlands

Met zijn zelfverzekerde, bijna agressieve toon is Historia insectorum generalis overduidelijk bedoeld als Johannes Swammerdams geruchtmakende entree in de geleerde wereld, de klaroenstoot waarmee een wetenschappelijke vernieuwer zich aankondigt. In dat opzicht is het merkwaardig dat hij er voor koos om zijn eerste zelfstandige publicatie in het Nederlands te schrijven en niet in het Latijn, wat toch de taal van de wetenschap was. Vond hij dat al zijn landgenoten, ook de niet universitair geschoolden, over zijn ontdekkingen moesten kunnen lezen? Of was hij niet zeker genoeg van zijn kennis van de Latijnse taal om er in uit te drukken wat hij wilde?

Hoe het ook zij: Johannes Swammerdam verpersoonlijkt de nieuwe wetenschapper die vanaf de zeventiende eeuw de wereld zou veranderen. De geleerde die zich niet langer baseert op kennis die was overgeleverd in eeuwenoude boeken, of vastgeroest in filosofische dogma’s. Maar die zich verdiept in nauwkeurige waarnemingen van de natuur, in experimenten en in het verzamelen van praktische ervaringen. Het is dan ook niet voor niets dat Swammerdam tweemaal is vertegenwoordigd in onze museumopstelling over de wetenschap van de Gouden Eeuw. En het is ook niet voor niets dat we zo blij zijn met deze Verhandeling van de Bloedeloze Dierkens, Swammerdams wetenschappelijke manifest.

Tim Huisman, conservator

Verder lezen:

In de eerste plaats natuurlijk Historia insectorum generalis zelf. De eerste druk is digitaal te vinden.

  • Eric Jorink ‘Outside God there is Nothing; Swammerdam, Spinoza and the Janus Face of the Early Dutch Enlightenment’ in Wiep van Bunge, The Early Enlightenment in the Dutch Republic, Leiden 2003
  • Marian Fournier, The Fabric of Life, the Rise and Decline of Seventeenth Century Microscopy, Enschede 1991
  • Tim Huisman, The Finger of God, Anatomical Practice in 17th Century Leiden, Leiden 2009