zeehaven
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]Pronunciation
[edit]Noun
[edit]zeehaven f (plural zeehavens, diminutive zeehaventje n)
- seaport
- De zeehaven was cruciaal voor de handel van het land. ― The seaport was crucial for the country's trade.
- Grote vrachtschepen meren aan in de zeehaven. ― Large cargo ships dock at the seaport.
- Het zeehaventje was een populaire plek voor toeristen. ― The small seaport was a popular spot for tourists.
Derived terms
[edit]Descendants
[edit]- Afrikaans: seehawe