Naar inhoud springen

Kerkvader

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Een kerkvader (Kerklatijn: pater ecclesiae) was een schrijver of leraar, meestal een bisschop, in de vroeg-christelijke Kerk (periode: ongeveer 90 tot 750 n.Chr.). De kerkvaders verdedigden de christelijke levensvisie met traktaten, geschreven in het Koinè-Grieks of het Latijn, die handelen over theologische en filosofische vraagstukken. Veel kerkvaders legden de nadruk op ascese en geloofsijver en beschouwden zinnelijke genoegens als funest voor het christelijke ideaal. Het vakgebied dat de werken van de meer dan 300 kerkvaders bestudeert, wordt patrologie genoemd.

De kerkvaders kunnen worden onderscheiden in:

De geschriften van de kerkvaders vormen de eerste vorm van literatuur in de vroege middeleeuwen, na de val van het West-Romeinse Rijk.

Apostolische vaders

[bewerken | brontekst bewerken]

De vroegste kerkvaders hadden de apostelen vaak zelf gekend en worden apostolische vaders genoemd.

Preniceaanse patristiek

[bewerken | brontekst bewerken]

Alle kerkvaders na 160 na Chr. noemt men ook vaak apologeten omdat zij pogen de christelijke opvatting van de wereld te legitimeren. Preniceens:

Hoogpatristiek

[bewerken | brontekst bewerken]
Prent van Hiëronymus in zijn studeervertrek. Gemaakt door Johann Theodor de Bry en bewaard in de Universiteitsbibliotheek Gent.[1]

Late patristiek

[bewerken | brontekst bewerken]

Betekenis in de kerkgeschiedenis

[bewerken | brontekst bewerken]

Katholieke Kerk

[bewerken | brontekst bewerken]
Hiëronymus

Men rekent de patristische periode (dit wil zeggen de tijd van de kerkvaders) in het Westen tot Gregorius de Grote (†604) of Isidorus van Sevilla (†636), tegenwoordig ook wel tot Beda Venerabilis (†735); in het ^Oosten tot Johannes Damascenus (†749). Na deze periode wordt de bijzondere betekenis van theologen geëerd met de titel kerkleraar. De criteria om voor kerkvaderschap in aanmerking te komen:

  • wordt geciteerd in aan de kerk gerichte pauselijke documenten;
  • wordt geciteerd door een concilie;
  • wordt in samenkomsten van de vroege kerk publiekelijk gelezen;
  • wordt genoemd als sanctitate et doctrina insignis in het Martyriologium Romanum;
  • wordt door kerkvaders aangehaald als autoriteit.

In de Katholieke Kerk drukt het predicaat kerkvader niet een onwankelbare geloofstrouw van de bedoelde theoloog uit; zo kunnen Tertullianus en Origenes theologisch geproblematiseerd worden, maar toch als kerkvader gelden.

De grote kerkvaders van het Westen zijn: Ambrosius van Milaan, Augustinus van Hippo, Hiëronymus van Stridon en paus Gregorius I de Grote.

Oosterse Orthodoxie

[bewerken | brontekst bewerken]

In de Oosters-orthodoxe kerken wordt de eretitel kerkvader nog steeds en doorgaans impliciet verleend.

De grote kerkvaders van het Oosten zijn: Athanasius van Alexandrië, Basilius de Grote, Gregorius van Nazianze en Johannes Chrysostomus.

De protestantse kerkgemeenschappen kennen geen kerkvaders. Deze zijn weliswaar voorbeeldige voorgangers in geloof, maar omdat protestantse kerkgemeenschappen de traditie in de Rooms-Katholieke Kerk als openbaringsbron niet erkennen, zijn er evenmin bijzondere gelovigen zoals de kerkvaders, die van bijzondere betekenis voor de Traditie zijn. De bevindelijk gereformeerden kennen wel oudvaders: de gezaghebbende piëtistische schrijvers uit de 17e en 18e eeuw.

Kerkvaders en het dateren van tekstvarianten van de Bijbel

[bewerken | brontekst bewerken]

De tekstkritiek van de Bijbel houdt zich bezig met de reconstructie van de Bijbeltekst door Bijbelse handschriften met elkaar te vergelijken. De teksten worden daartoe onderverdeeld in families. Door te bestuderen welke Kerkvader welke variant binnen welke familie gebruikt, kunnen we iets zeggen over de geografische spreiding en de ouderdom van die variant en familie.

[bewerken | brontekst bewerken]