humeur
Uiterlijk
- hu·meur
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gemoedsgesteldheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1658 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | humeur | humeuren |
verkleinwoord | humeurtje | humeurtjes |
het humeur o
- mentale of emotionele toestand
- Hij had een slecht humeur omdat hij slecht geslapen had.
- ▸ Ze maakte 's ochtends schoon in het hotel in Kramfors, ging dan met de bus naar huis en deed de afwas in de lunchbarakken van de arbeiders bij de brugfundering en haastte zich daarna naar hem toe om het eten op tafel te zetten, alles in vliegende vaart en altijd met hetzelfde stralende humeur.[2]
mentale of emotionele toestand
- Het woord humeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "humeur" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "humeur" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
humeur | l'humeur | humeurs | les humeurs |
humeur v
- humeur
- Humeur noire – zwartgalligheid.
- lichaamsvocht
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 6
- Zelfstandig naamwoord in het Frans