jood

Niet te verwarren met: Jood

• Geluid:  jood    (hulp, bestand)
• IPA: / jot / (1 lettergreep)

• jood

• [A] van Middelnederlands jode, in de betekenis van ‘Israëliet’ aangetroffen vanaf 1270; via Latijn iudaeus, Oudgrieks Ἰουδαῖος (Ioudaios) en terug te voeren op Aramees en Hebreeuws  יְהוּדִי zn  (jehudi) "Jood; lid van de stam van Juda" ^{[1] [2] [3] [4]}
• [B] van Frans  iode zn , in 1812 gevormd door de 19e-eeuwse Franse scheikundige L. Gay-Lussac uit Oudgrieks ἰώδης (iódès) "violet" ^{[5] [6]}

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	jood	joden
verkleinwoord	joodje	joodjes

[A] de jood m

1. (Jiddisch-Hebreeuws) (religie) aanhanger van het joodse geloof, volgens de joodse traditie iemand of een man die geboren is uit een joodse moeder; verder iemand of een man die is toegetreden tot het jodendom; ook iemand of een man die het joodse geloof belijdt

   ▸ Wat misschien een beetje vreemd overkwam, omdat er door iedereen zo naar uit was gekeken, zowel door de antisemieten als door de joden zelf.^[7]

• semiet

• boekenjood, boterkoekjood, brillenjood, lokjood, niet-jood, sjacherjood, spekjood, toddenjood

• jodin

[B]	enkelvoud	meervoud
naamwoord	jood	-
verkleinwoord	-	-

[B] het jood o

1. (scheikunde) korter woord voor het element jodium, voornamelijk bij geneesmiddelen

   ▸ Wanneer de titratie bijna geëindigd is, moet sterk geschud worden om het jood dat in de chloroformlaag verblijft, te doen overgaan in de waterige laag.^[8]

• jodium (meer gangbaar)

• di-jood

• joodheptafluoride
• joodmonochloride
• joodstikstof
• joodtrichloride
• tri-joodnitride

• Het woord jood staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "jood" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.[9]

• Zie Wikipedia voor meer informatie.