neuken

• Geluid:  neuken    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈnøkə(n) / (2 lettergrepen)

• neu·ken

• cognaat met Nedersaksisch nöken en Deens nykke "stoten" ^{[1] [2]}
  • [1] in de betekenis van ‘geslachtsgemeenschap hebben’ aangetroffen vanaf 1762 ^[3]

neuken

1. overgankelijk (dysfemisme) (seksualiteit) geslachtsgemeenschap hebben met

   • Zij lagen in die kamer te neuken. 

2. (verouderd) stoten; duwen

• batsen, copuleren, naaien, seksen, boren, bedvogelen, beminnen, ketsen, wippen, knuffelen, kroelen, flikflooien

• droogneuken, kommaneuken, kontneuken, mierenneuken, rondneuken, verneuken, vuistneuken

• neuker, neukgaatje, neuklat, neukteugel

• Het woord neuken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "neuken" herkend door:

• Zie Wikipedia voor meer informatie.