vooruitzicht
Uiterlijk
- voor·uit·zicht
- samenstelling van vooruit en zicht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vooruitzicht | vooruitzichten |
verkleinwoord | - | - |
het vooruitzicht o
- datgene wat men redelijkerwijs te verwachten heeft in de naaste toekomst
- De economische vooruitzichten zijn een stuk zonniger dan voorheen.
- Toen de wapenstilstand ten slotte een aannemelijk vooruitzicht werd, begon de hoop het er levend af te brengen zelfs bij de grootste pessimisten post te vatten. [1]
- ▸ Maar het vooruitzicht om helemaal alleen daar boven te slapen joeg mij angst aan.[2]
- ▸ Ook als ik na vier jaar nog niet bij de Ring in onze stad ben geweest, dan heb ik in ieder geval de keuze gehad om te gaan. En die vrijheid, dat vooruitzicht, is me eerlijk gezegd net zo veel waard als het schouwburgbezoek zelf.[3]
1.
- Het woord vooruitzicht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vooruitzicht" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Lemaitre, PierreTot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 11
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron “Blog: Man met de hamer” (17-03-2011), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be