Militair regime in Suriname
Het militair regime in Suriname[noot 1] verwijst naar de periode van 1980 tot 1987 en kende nog een staart van Kerst 1990 tot mei 1991.
De militairen kwamen aan de macht toen de Groep van 16 op 25 februari 1980 de democratisch gekozen regering omverwierp, ook wel de Sergeantencoup genoemd. De periode eindigde aanvankelijk met de verkiezingen van 1987 die de terugkeer naar de democratie in hadden moeten luiden met het kabinet-Shankar. Deze regering werd tijdens Kerst 1990 door het leger afgezet, ook wel de Telefooncoup genoemd. Het militaire regime eindigde na de verkiezingen van 1991 met het aantreden van het kabinet-Venetiaan I.
Tijdens het regime vonden de standrechtelijke Decembermoorden (1982) plaats, werd de media aangevallen met granaten, en begon de Binnenlandse Oorlog (1986-1992), met bloedbaden onder burgers in met name Moiwana (november 1986), Albina (december 1986), Tamanredjo (maart 1987), Atjoni (september 1987) en Apoera (1990).
Geschiedenis
[bewerken | brontekst bewerken]Onrust in het land
[bewerken | brontekst bewerken]Na de Surinaamse onafhankelijkheid (1975) was de desillusie onder veel Surinamers groot. Er was veel corruptie, geen goedlopende industrie en veel van de gemaakte beloften kwamen niet uit. Door de tegenvallende situatie in eigen land vertrokken alsnog duizenden Surinamers naar Nederland, wat voor het land een grote aderlating betekende.[1] De jaren na de onafhankelijkheid werden gekenmerkt door politieke onenigheid. Er waren veel beschuldigingen – al of niet terecht – van corruptie over de regering Arron. In 1980 brak deze regering zijn belofte om nieuwe verkiezingen uit te schrijven.[2]
Plotseling aan de macht
[bewerken | brontekst bewerken]Er waren conflicten met de vakbonden en er was onrust onder de jongere officieren van het nieuwe leger van de republiek. Vanaf 1978 organiseerden zij stakingen en radicale acties. Drie van hen waren opgepakt en voor de krijgsraad gesleept op beschuldiging van muiterij. Het vonnis zou in februari 1980 geveld worden.[2] Toen sommige jonge officieren het verbod om een eigen vakbond op te richten negeerden, werden ze gevangen gezet op het politiebureau van Paramaribo. Zestien sergeanten weigerden zich hierbij neer te leggen en bevrijdden de gevangenen met gebruikmaking van zwaar geschut. Binnen korte tijd gaf de politie en vervolgens de nationale regering zich over en hadden de militairen plotseling de macht over het land. Desi Bouterse ontpopte zich als de leider van hen.[1] Plannen voor een staatsgreep bestonden in Suriname al meer dan een jaar. Naast deze zestien sergeanten leefde dat bij Badrissein Sital en Chas Mijnals die gelieerd waren aan de Volkspartij en bij officieren die geleid werden door Soerinder Rambocus. In een verklaring van Bouterse aan Jozef Slagveer, een van de latere slachtoffers van de Decembermoorden, had hij samengewerkt met Sital, Mijnals, Laurens Neede en Roy Horb onder de dekmantel van een vakbond.[3]
Uit de machtsstrijd tussen enerzijds president Ferrier en premier Chin A Sen en anderzijds de Nationale Militaire Raad, manoeuvreerde Desi Bouterse zich via de administratieve coup op 13 augustus 1980 naar het centrum van de macht. De leiding van de NMR liet hij oppakken. Na scherpe protesten vanwege de ongeloofwaardige beschuldigingen en de grote onrechtvaardigheid liet Bouterse ze in maart 1981 weer vrij, wat ook de deur opnieuw openzette voor links-radicale groeperingen. Ook was er een groeiende ergernis onder de bevolking over de beperkende maatregelen, zoals de avondklok en het vergaderverbod. De media werden niet gecensureerd maar wel geïntimideerd, met zelfcensuur tot gevolg.[3]
Rol van kolonel Hans Valk
[bewerken | brontekst bewerken]Een opmerkelijke rol speelde de kolonel Hans Valk die aan het hoofd stond van de Nederlandse militaire missie in Paramaribo. Tijdens zijn afscheidsreceptie verklaarde Bouterse: "Laat mij nu in dit gezelschap iets onthullen wat alleen u en ik weten, kolonel: zonder u zou de staatsgreep niet hebben plaatsgevonden. We zullen u hiervoor altijd dankbaar zijn." Valk reageerde hierop: "Zolang ik hoofd ben geweest van de missie, heeft de missie achter u en uw mensen gestaan. Indien u blijft handelen in de geest zoals ik het u geleerd heb, kunt u op mijn steun blijven rekenen. Voor immer."[3] Het citaat werd overgeleverd door André Haakmat, minister en vicepremier in het kabinet-Chin A Sen I (1980-1981).[4]
Terug in Nederland ontkende Valk dat hij betrokken zou zijn geweest bij de staatsgreep. Gesprekken met ontevreden militairen waren hem uitdrukkelijk verboden geweest door de Nederlandse ambassadeur, waardoor hij niet over die gesprekken had gerapporteerd. De journalisten Fons van Westerloo en Elma Verhey kwamen in een reeks artikelen in Vrij Nederland met de bewering dat Valk de blauwdruk van Operatie Zwarte Tulp uit begin jaren 1970 aan de coupplegers zou hebben overhandigd. Valk ontkende de beschuldigingen en ooit van het plan te hebben gehoord. Ellen de Vries, die diepgaand onderzoek verrichtte naar Valk, verweet de journalisten zich niet gehouden te hebben aan journalistieke basisprincipes. Rechter Bart Pronk concludeerde in een onderzoek voor de Tweede Kamer dat Valk niet betrokken zou zijn geweest bij de voorbereiding en uitvoering van de coup; wel zouden zijn uitlatingen er onbedoeld voor gezorgd hebben dat onderofficieren dachten dat de coup de steun van Nederland had.[4]
Vestiging van de dictatuur
[bewerken | brontekst bewerken]Veel burgers reageerden aanvankelijk positief op de komst van de militairen en een deel zag de sergeanten zelfs als helden van wie ze verwachtten dat ze orde op zaken zouden stellen. De militairen verstevigden echter ook de greep op het land en schaften democratische verkiezingen af. Tegenspraak werd niet geduld[1] en alle vormen van verzet werden de kop ingedrukt. Suriname was veranderd in een militaire dictatuur.[5]
Op 25 maart 1982 werd Decreet A 9 afgekondigd en kreeg het Beleidscentrum, tot dan toe een parallel adviesorgaan van Bouterse, de hoogste bestuurlijke macht in handen. Het decreet vormde feitelijk de wettelijke grondslag voor de militaire dictatuur vanaf dat moment.[3]
Van december 1983 tot januari 1984 vonden stakingen bij Billiton en Suralco plaats. Hoewel ze officieel gericht waren tegen de belastingverhogingen, was het in de praktijk ook een protest tegen de militaire dictatuur.[6]
Van staatsgreep naar revolutionaire taal
[bewerken | brontekst bewerken]Radicaal-linkse partijen die tijdens de democratie geen zetel in de Staten hadden kunnen krijgen, zagen hun weg vrij om via de militairen hun idealen te verwezenlijken. Iwan Krolis (PALU) en Rubin Lie Pauw Sam (Volkspartij) verwierven een plek in de Adviesraad. De Volkspartij was verdeeld over de samenwerking met de militairen, waarna de afsplitsing als Revolutionaire Volkspartij (RVP) de onvoorwaardelijke samenwerkingspartner werd. Op 1 mei 1981 kwam Krolis met het Manifest van de Revolutie, waarin de militairen werden geprezen als dappere zonen vergelijkbaar met Boni en Jolicoeur. Harvey Naarendorp werd minister van Buitenlandse Zaken en Justitie en bond diplomatieke betrekkingen met Cuba aan. RVP-aanhangers hadden daarna veelvuldig contact met Cubaanse missies en kwamen met een document voor de inrichting van volkscomités. Het document repte over een revolutie die niet had plaatsgevonden en schetste een voor velen onwerkelijk wereldbeeld.[3]
Als gevolg verloor Bouterse steun onder het volk, maar ook in het leger. Op 11 maart 1982 mislukte de Rambocuscoup maar nipt. Medepleger Wilfred Hawker, eerder lid van de Groep van 16, werd standrechtelijk geëxecuteerd. Hetzelfde lot wachtte Soerinder Rambocus negen maanden later zelf tijdens de Decembermoorden,[3] evenals zijn advocaten Harold Riedewald, Eddy Hoost, Kenneth Gonçalves en John Baboeram.[7][8]
De onafhankelijke vakbonden werden door radicaal-links gezien als een bedreiging voor de vermeende revolutie. Zo werd een protestblokkade in Nickerie voor betere rijstprijzen beantwoord met de arrestatie van verschillende bestuurders van de Federatie van Arme Landbouwers (FAL). Het kantoor van de Moederbond, ooit net als C-47 lid van de RVP, werd in september 1982 bezet door de inmiddels bewapende volksmilitie. Critici van het militaire regime werden betiteld als contrarevolutionaire wormen. De staatsmedia werden voor revolutionaire propaganda ingezet.[3]
De Staten van Suriname en de president
[bewerken | brontekst bewerken]De Staten van Suriname, het gekozen parlement, werd snel door de nieuwe machthebbers buiten werking gesteld. Vijf jaar lang was er geheel geen volksvertegenwoordiging, tot in 1985 de leden van De Nationale Assemblée (DNA) door Bouterse benoemd werden.
President Johan Ferrier bleef nog een half jaar aan in de hoop het land weer in grondwettelijke banen terug te kunnen leiden. Toen de grondwet opgeschort werd, besloot hij naar Nederland te vertrekken en werd Henk Chin A Sen door het Hof van Justitie beëdigd als president van de militaire regering.
Maurice Bishop van Grenada
[bewerken | brontekst bewerken]In mei 1981 knoopte Suriname diplomatieke relaties met Cuba aan. Iván César Martínez Montalvo, die in naburig Guyana resideerde, bood zijn geloofsbrieven als ambassadeur aan president Chin A Sen aan. Ook met andere revolutionaire regimes in de regio, zoals de Caraïbische eilandstaat Grenada, ontstonden hartelijk betrekkingen.[9]
In oktober 1982 bracht Maurice Bishop, de premier van Grenada, een bezoek aan Bouterse. Bij zijn aankomst werden beide leiders getrakteerd op een grote protestdemonstratie die door de vakbonden was georganiseerd, waardoor zij zich ernstig beledigd voelden. De volgende uitspraak die Bishop tijdens zijn bezoek maakte, wordt wel de inspiratie voor Bouterse genoemd voor de Decembermoorden: "Je zal de krachten die niet voor je zijn moeten elimineren, anders zullen ze jou elimineren." Over Cyrill Daal, de leider van de grootste vakbond en een van de vijftien dodelijke slachtoffers, zei Bouterse in deze dagen: "Meneer Daal heeft mij de rekening gepresenteerd, ik zal hem contant betalen!"[10]
Decembermoorden
[bewerken | brontekst bewerken]In december 1982 brachten de militairen zestien ideologische tegenstanders naar Fort Zeelandia. In de twee nachten vanaf 7 december vermoorden zij vijftien van hen.[1] Voor zijn rol werd Desi Bouterse op 20 december 2023 in hoger beroep veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf.[11]
Internationale reacties
[bewerken | brontekst bewerken]De Decembermoorden brachten een schok teweeg, niet alleen in Suriname maar ook erbuiten. Nederland en de Verenigde Staten reageerden met de opschorting van de ontwikkelingshulp, waarna de Surinaamse economie instortte.[12] Ook staakte de Nederlandse defensie alle ondersteuning van de Surinaamse Krijgsmacht (SKM). Tot dan toe leverde Nederland de wapens een betaalde ook de salarissen van het militaire personeel. Hiermee werden de militairen direct geraakt, die tot die tijd een riant inkomen hadden gehad en daar ook naar leefden. Een kapitein verdiende in die tijd bijvoorbeeld evenveel als een Surinaamse minister.[13] Om de financiële huishouding weer op orde te brengen, zocht het militaire regime financiering bij internationale instellingen, zoals de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank, maar zonder resultaat.[12]
De nieuwe warme betrekkingen van Suriname met Cuba en Grenada waren president Reagan van de Verenigde Staten een doorn in het oog. Na afloop van de Vietnamoorlog en de revolutie in Iran was het imago van de VS in de wereld veranderd en Reagan vreesde dat meer landen in het Westelijk Halfrond een anti-Amerikaanse houding zouden aannemen, al of niet met steun van de Sovjet-Unie. In maart 1983 correspondeerde hij in dit verband over Suriname met president João Figueiredo van Brazilië, een maand later stuurde Washington Nationaal Veiligheidsadviseur William P. Clark voor overleg naar Venezuela en Brazilië. Brazilië haakte hierop in en ook door andere acties kwam Suriname verder onder druk te staan:[14]
- Banden met Grenada (Maurice Bishop): In oktober 1982 was de invloed van Bishop op Bouterse nog groot.[10] Twaalf maanden later werd Bishop na een tegencoup afgezet en vermoord. De Verenigde Staten sprongen in de impasse en herstelden de democratie in Grenada.[15]
- Banden met Cuba (Fidel Castro): Cuba stationeerde in mei 1981 zijn eerste ambassadeur in Paramaribo[9] en bouwde er zijn grootste missie in het buitenland op. De Amerikaanse druk op Cuba was ook voelbaar voor Bouterse, en werd versterkt door de machtswisseling in Grenada en de diplomatieke inval door Brazilië in april 1983. In oktober 1983 liet Bouterse de Cubaanse ambassade drastisch inkrimpen en wees hij de meeste Cubanen het land uit.[16][17][3]
- Banden met Libië (Moammar Ghadaffi): Sinds begin 1983 toonde Libië zich bereid om tegen een gunstige prijs olie te leveren in ruil voor rijst uit Suriname.[18] Tot 1987 bleef er contact en werden er contracten afgesloten,[19][20][21] ondanks het Amerikaanse bombardement in Tripoli van 15 april 1986.[22][23][24][25]
Aanvang cocaïnetransporten
[bewerken | brontekst bewerken]Om de geldtekorten te boven te komen, begonnen de militairen met de drugshandel en ontstonden er contacten met Colombiaanse drugskartels.[13] Niets gebeurde er toen in Suriname zonder medeweten van de Nationale Militaire Raad en Bouterse als sterke man.[26] Een van de betrokken militairen was Ruben Rozendaal die persoonlijk toekeek op de aanleg van zo'n tien landingsbanen."[27] De opkomst van de drugshandel viel op bij diplomaten, vanwege zich verrijkende militairen en geheimzinnige vliegtuigjes in het binnenland. Eind 1984 meldde de informant Dick Stotijn dat de Colombiaan Don Michel tien miljard dollar in Suriname wilde investeren voor de opzet van een complete cocaïnebusiness. Deze werd ook gebouwd en later verplaatst. Met inlichtingen van Sotijn werd Boerenveen later in Miami in de val gelokt en berecht.[13]
In 1986 zette het Nationale Leger een zogenaamde geldzuivering op en waren burgers verplicht om biljetten binnen drie dagen in de stad om te wisselen. Ver van de stad, raakten de binnenlandsbewoners en het Junglecommando in financiële problemen, omdat het geld in één klap waardeloos was geworden. Een uitweg werd gevonden in de professionalisering van de goudwinning[28] en raakte ook Ronnie Brunswijk betrokken bij de internationale drugshandel.[29]
Binnenlandse Oorlog
[bewerken | brontekst bewerken]In 1986 aarde de situatie in Suriname uit tot de Binnenlandse Oorlog (1986-1992), een guerrillaoorlog waarin het Junglecommando onder leiding van Ronnie Brunswijk streed tegen het Nationale Leger. Volgens een interview in Het Parool in november 1986 zou Brunswijk niet langer meer als lijfwacht voor Bouterse hebben willen werken, vanwege niet nagekomen beloftes aan het volk. De oorlog ging echter niet alleen om het volk en de controle van het land, maar ook om de controle over de cocaïnehandel.[31] Later, in 2000, werden beide krijgsmannen in Nederland bij verstek in hoger beroep veroordeeld tot gevangenisstraf voor drugshandel: Bouterse tot elf jaar[32] en Brunswijk tot zes jaar.[33]
De oorlog speelde zich af in het oosten van Suriname, in de woongebieden van de marrons en de inheemsen, en was het hevigst van 1986 tot 1989. Vele duizenden inwoners vluchtten naar Frans-Guyana en Paramaribo. Er werden bloedbaden onder de burgerbevolking aangericht in met name Moiwana (november 1986), Albina (december 1986), Pokigron (september 1987) en Apoera (1990). Pokigron werd in april 1989 door het Junglecommando platgebrand.[31]
Amnestiewet
[bewerken | brontekst bewerken]Snel na de coup werd een Amnestiewet aangenomen die de militairen moest beschermen tegen juridische vervolging.
Aan het eind van de Binnenlandse Oorlog werd een nieuwe Amnestiewet overeengekomen waarmee amnestie werd verleend aan plegers van strafbare feiten in de periode van 1 januari 1985 tot 19 augustus 1992.[5]
Terwijl het proces rondom de Decembermoorden in 2012 al was begonnen, met Bouterse als hoofdverdachte, werd in april 2012 in De Nationale Assemblée een verruiming van de Amnestiewet aangenomen, waarbij de begindatum werd verplaatst naar 1 april 1980, zodat ook de standrechtelijke executies van december 1982 straffeloos zouden worden. De Krijgsraad oordeelde echter in juni 2016 dat wetswijzigingen geen invloed hebben op lopende processen. Later die maand wilde Bouterse de zaak laten eindigen op grond van een gevaar dat ervan uit zou gaan voor de staatsveiligheid. Ook dit verweer legde de Krijgsraad naast zich neer.[5] Op 20 december 2023 werd Bouterse in hoger beroep veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf.[11]
Terugkeer naar de democratie
[bewerken | brontekst bewerken]De verkiezingen van 1987 brachten het kabinet-Shankar voort en luidden de terugkeer in naar de democratie. De regering was echter kwetsbaar en het leger bleef op de achtergrond een machtsfactor. Dit bleek te meer tijdens Kerst 1990, toen de regering door het leger werd afgezet door middel van de Telefooncoup. Hierna volgden de verkiezingen van 1991 en het aantreden van het kabinet-Venetiaan I. Ook daarna was de dreiging van het leger nog jarenlang niet geheel verdwenen.
Kabinetten
[bewerken | brontekst bewerken]Tijdens het militaire regime was er gemiddeld elk jaar een nieuw kabinet. Bij elkaar zijn er acht kabinetten geweest. Tijdens latere regeringen van de NDP, de partij die Bouterse in 1987 oprichtte, was een vergelijkbare regeerstijl te zien met vele kabinetsherschikkingen tijdens het kabinet-Wijdenbosch II en zogenoemde reshufflings tijdens de kabinetten Desi Bouterse.
Kabinet | President | Premier | Periode |
---|---|---|---|
Chin A Sen I | Henk Chin A Sen | Henk Chin A Sen | 1980-1981 |
Chin A Sen II | Henk Chin A Sen | Henk Chin A Sen | 1981-1982 |
Neijhorst | Fred Ramdat Misier | Henry Neijhorst | 1982-1983 |
Alibux | Errol Alibux | 1983-1984 | |
Udenhout I | Wim Udenhout | 1984-1985 | |
Udenhout II | Wim Udenhout | 1985-1986 | |
Radhakishun | Pretaap Radhakishun | 1986-1987 | |
Wijdenbosch I | Jules Wijdenbosch | 1987-1988 | |
Shankar | Ramsewak Shankar | Henck Arron | 1990-1991 |
Economie
[bewerken | brontekst bewerken]Jaar | bbp per inwoner in USD |
---|---|
1975 | 1.296 |
1980 | 2.211 |
1981 | 2.468 |
1982 | 2.535 |
1983 | 2.439 |
1984 | 2.368 |
1985 | 2.368 |
1986 | 2.382 |
1987 | 2.572 |
1988 | 2.986 |
1989 | 1.366 |
1990 | 959 |
bron: Wereldbank[34] |
Na een economische groei in de jaren rondom de Surinaamse onafhankelijkheid (1975) stagneerde de economie van Suriname tijdens het militaire regime. Dit veranderde nadat het leger de Decembermoorden had voltrokken. Nederland en de Verenigde Staten, die tot dan toe de relatie met Suriname niet hadden bekoeld, stopten meteen met de ontwikkelingshulp. Het militaire regime probeerde hierna om vervangende financiering te krijgen bij internationale instellingen, zoals de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB), maar slaagde daar niet in.[12]
Daarnaast zakte in 1982 de prijs voor aluminiumoxide (aluinaarde) in, waardoor de inkomsten uit bauxiet binnen vijf jaar daalden van 27% tot 3%. Tijdens het militaire regime was er gebrek aan veel artikelen, variërend van graan tot toiletpapier. Doordat de Centrale Bank van Suriname (CBvS) onder leiding van Henk Goedschalk monetair financierde, oftewel geld bijdrukte om het begrotingstekort weg te werken, steeg de inflatie in Suriname naar 53% in 1987.[12]
De terugkeer naar de democratie bezorgde in 1987 geen direct herstel van de economie. Daarvoor hadden de aanslagen op bruggen, elektriciteitscentrales en fabrieken te veel schade aangericht. Het herstel liet daardoor nog meerdere jaren op zich wachten[12] en kwam goed op dreef met het aantreden van André Telting als governor van de Centrale Bank van Suriname, eerst in maart 1994 en opnieuw in 2000.[12]
Slachtoffers
[bewerken | brontekst bewerken]Mensen waarvan hun dood in verband wordt gebracht met het militaire regime zijn (de lijst is niet compleet):
- 1980
- 25 februari (Sergeantencoup): luitenant Ignatius Antonius van Aalst, sergeant-majoor Alfred Jacques Comvalius, agent Mohamed Ramdjan Soeltan en nog (ten minste) twee burgers
- 1 mei: Fred Ormskerk
- 1982
- 13 maart: Wilfred Hawker
- 15 maart (circa): Baal Oemrawsingh
- 7-9 december (Decembermoorden): 15 slachtoffers
- 1983
- 2 februari: Roy Horb
- 1986 (tot 1992)
- vanaf april: slachtoffers van de Binnenlandse Oorlog
- 1990
- 5 augustus: Herman Gooding (onderzoeker van het bloedbad van Moiwana)
Zie ook
[bewerken | brontekst bewerken]- Monument ter nagedachtenis aan slachtoffers van schending van mensenrechten vanaf 25 februari 1980
- Nationale Militaire Raad
- Tucajana Amazones
- Noten
- ↑ Er zijn meerdere benamingen gangbaar voor deze periode, waaronder ook militair bewind en militaire dictatuur.
- Verwijzingen
- ↑ a b c d IsGeschiedenis, Desi Bouterse en de sergeantencoup van 1980
- ↑ a b Poddar, Prem, Patke, Rajeev and Jensen, Lars. (2022,). "The netherlands and its colonies". A Historical Companion to Postcolonial Literatures - Continental Europe and its Empires,. Edinburgh University Press,, Edinburgh:. DOI:10.1515/9780748630271-014.
- ↑ a b c d e f g h Hans Buddingh', De geschiedenis van Suriname, 2012, pag. 328-341, ISBN 978-90-417-12516
- ↑ a b Militaire Spectator, Boekrecensie Hans Valk van Ellen de Vries, 18 maart 2022
- ↑ a b c IsGeschiedenis, De geschiedenis van de Decembermoorden in Suriname
- ↑ De Waarheid, Bouterse en IMF nemen bevolking in de tang, 7 januari 1984
- ↑ Shalina Bhaboeti, D.D. Bouterse, Hoofdverdachte Decembermoorden : Zelfverdediging en legitiem militair geweld, Faculteit voor Rechtsgeleerdheid, Universiteit van Amsterdam, 2018
- ↑ Dagblad Suriname, Bouterse door Krijgsraad tot 20 jaar celstraf veroordeeld, 30 augustus 2021
- ↑ a b Amigoe, Ambassadeur van Cuba in Suriname presenteert zich, 25 mei 1981
- ↑ a b René Roelofs, Zonen van Suriname, IKON, 2001 / 4 april 2012
- ↑ a b Starnieuws, Doek valt voor Bouterse, 20 jaar celstraf, 20 december 2023
- ↑ a b c d e f Ivo Evers & Pieter van Maele, 'Bouterse aan de macht', hoofdstuk 3: 'Een economische jojo', ISBN 9789023472933, 2012
- ↑ a b c Andere Tijden, De drugslijnen van Bouterse - Het ontstaan van het Suri-kartel, 2 december 2012
- ↑ Cameron, James. (2021,). "13. Anticommunism, Trade, and Debt: The Reagan Administration and Brazil, 1981–1989". The Reagan Moment: America and the World in the 1980s,, Ithaca, NY: Cornell University Press,. DOI:10.1515/9781501760709-015.
- ↑ Martijn Jobse, De Amerikaanse invasie van Grenada, masterscriptie Militaire Geschiedenis, Universiteit van Amsterdam, 23 maart 2016
- ↑ Amigoe, Cubanen eruit, 26 oktober 1983
- ↑ Het Parool, Bouterse zet 105 Cubanen uit Suriname. Herrenberg in Havana. Legerleider tegen 'polarisatie' binnen revolutie, 31 oktober 1983
- ↑ Algemeen Dagblad, Suriname krijgt steun uit Libië, 15 januari 1983
- ↑ Nieuwsblad van het Noorden, Libië en Suriname tekenen akkoord voor samenwerking, 16 maart 1983
- ↑ Amigoe, Surinaamse delegatie in Libië, 1 februari 1985
- ↑ Nederlands Dagblad, Libië kan Suriname wel gebruiken, H. Hoksbergen, 8 maart 1985
- ↑ Amigoe, Bouterse vraagt niet-gebonden landen te bemiddelen in conflict VS-Libië, 19 april 1986
- ↑ Nieuwsblad van het Noorden, Zanderij's nachts dicht 'In Suriname zijn Libiërs actief', 29 oktober 1986
- ↑ De Volkskrant, Helikopters, 6 december 1986
- ↑ Algemeen Dagblad, VS waarschuwt Paramaribo, 26 augustus 1987
- ↑ De Ware Tijd, Suriname en de cocaïnehandel (1), 15 juli 2022
- ↑ De Ware Tijd, Suriname en de cocaïnehandel (2), 18 juli 2022
- ↑ Hans Budding, De geschiedenis van Suriname, pag. 424-427, ISBN 9789041712516, 2012
- ↑ Le Monde, Enquête vidéo : comment la Guyane est devenue une plaque tournante du trafic de cocaïne, 16 april 2023
- ↑ Provinciale Zeeuwse Courant, Leger Suriname verscherpt jacht op Brunswijk, 6 augustus 1986
- ↑ a b IsGeschiedenis, Binnenlandse Oorlog in Suriname
- ↑ Reformatorisch Dagblad, Bouterse krijgt elf jaar cel voor coketransport, 1 juli 2000
- ↑ Trouw, Zes jaar cel voor Brunswijk, 11 oktober 2000
- ↑ Wereldbank, GDP per capita